Niet elk bedrijventerrein is een industrieterrein in de zin van categorie D 11.3 Besluit mer

Annotatie ABRvS 10 maart 2021,  ECLI:NL:RVS:2021:516, M en R 2021/57

Essentie

Niet elk bedrijventerrein is een industrieterrein in de zin van categorie D 11.3 Besluit mer

Samenvatting

Anders dan [appellante] ziet de Afdeling de uitbreiding van een locatie ten behoeve van een bedrijf als dat van [vergunninghouder], dat handelt in bestratingsmaterialen en bestratingsmaterialen opslaat, niet als een uitbreiding van een industrieterrein in de zin van categorie D 11.3, kolom 1, van de bijlage bij het Besluit mer. De Afdeling merkt hierbij op dat uit de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit van het Besluit mer en het Bor ook blijkt dat het begrip "industrieterrein" beperkter moet worden uitgelegd dan het begrip "bedrijventerrein". Zo valt een meubelboulevard of bedrijfskantoor wel onder bedrijventerrein, maar niet onder industrieterrein, aldus de nota van toelichting. Anders dan waar [appellante] vanuit lijkt te gaan, is dan ook niet elk bedrijventerrein ook een industrieterrein in de zin van onderdeel D 11.3, kolom 1, van de bijlage bij het Besluit mer.
De stelling van [appellante] dat het bedrijf van [vergunninghouder] door de vergunde uitbreiding komt te grenzen aan het bedrijventerrein Zwartewaterland en dus het bedrijventerrein Zwartewaterland wordt uitgebreid, volgt de Afdeling evenmin. Hoewel de bedrijfslocatie van [vergunninghouder] door de tijdelijke uitbreiding deels komt te grenzen aan het bedrijventerrein Zwartewaterland, is hiermee naar het oordeel van de Afdeling niet gegeven dat de uitbreiding van het bedrijf van [vergunninghouder] leidt tot uitbreiding van het bedrijventerrein Zwartewaterland. Het perceel van [vergunninghouder] en de strook gronden waaraan in het bestemmingsplan "Bestemmingsplan buitengebied Zwartewaterland" de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap" is toegekend, maakt geen deel uit van de gronden van het plangebied waarvoor het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zwartewaterland" geldt, en gaat daarvan ook geen deel uitmaken. Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank naar het oordeel van de Afdeling terecht tot de conclusie gekomen dat in dit geval geen sprake is van een uitbreiding van een industrieterrein.

Uitspraak

ABRvS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:516, omgevingsvergunnning voor het tijdelijk gebruiken van gronden voor de opslag van bestratingsmateriaal, Gemeente Zwartewaterland

Annotatie T. Rötscheid

1          Onderdeel D-11.3 van de bijlage bij het Besluit mer (hierna: D-11.3) ziet op de aanleg, uitbreiding of wijziging van een industrieterrein. Over de werkingssfeer van die bepaling is de nodige jurisprudentie verschenen. Zo heeft de Afdeling geoordeeld dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven op een bestaand industrieterrein, er geen sprake is van een wijziging dan wel uitbreiding van een industrieterrein in de zin van het Besluit mer (ABRvS 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1467, M en R 2014/113 m.nt. Soppe). In de thans voorliggende uitspraak wordt duidelijk dat niet iedere vorm van bedrijvigheid impliceert dat er dus ook sprake is van industrie in de zin van D-11.3. Een uitbreiding van een bedrijf dat handelt in bestratingsmaterialen en beschikt over een opslag voor deze materialen kwalificeert volgens de Afdeling niet als een uitbreiding van een industrieterrein. De Afdeling motiveert dat door te wijzen op de toelichting bij het Besluit van 21 februari 2011 tot wijziging van het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht (reparatie en modernisering milieueffectrapportage), Staatsblad 2011, 102. Tot voor deze op 1 april 2011 van kracht geworden wijziging werd in onderdeel D-11.3 gesproken over “bedrijventerrein” in plaats van “industrieterrein”. Met deze wijziging werd dichter aangesloten bij de terminologie van de mer-richtlijn en zou kunnen worden voorkomen dat er in de Nederlandse mer-regelgeving onnodig meer activiteiten aan een mer-beoordelingsplicht zouden worden onderworpen dan Europeesrechtelijk vereist. In de nota van toelichting wordt (op p. 51) opgemerkt dat het begrip “industrieterrein” beperkter is dan “bedrijventerrein”. Meubelboulevards of bedrijfskantoren vallen volgens de nota wel onder “bedrijventerrein”, maar niet onder “industrieterrein”. Het is maar de vraag of de door de regering gegegeven uitleg wel spoort met de ruime strekking en werking van de mer-richtlijn. Uit het bij deze richtlijn behorende Guidance-document “Interpretation of definitions of project categories of annex I and II of the EIA Directive, 2015” volgt namelijk dat lidstaten verschillend invulling geven aan voormelde categorie, maar dat daarin wel enige overlap te vinden is. Die overlap bestaat eruit dat het moet gaan om een gebied (specific area) dat is bestemd (zoned) en ingericht voor industriële (industrial) doeleinden eventueel in combinatie met bedrijfsdoeleinden (business purposes). Het is mij niet duidelijk op basis van welke criteria de Afdeling een bedrijf wel of niet als industrie aanmerkt. Ik wijs er daarbij op dat in ABRvS 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1208, r.o. 9.4 de Afdeling nadrukkelijk heeft geoordeeld dat voor een datacenter terecht was aangesloten bij D-11.3. Ik zie niet in waarom een datacenter wel en een bestratingsmaterialenbedrijf (inclusief opslag) niet tot D-11.3 kan worden gerekend.

2          De activiteiten van het bestratingsmaterialenbedrijf zullen na de verleende kruimelvergunning deels komen te grenzen aan het bestaande bedrijventerrein Zwartewaterland. De Afdeling oordeelt dat er ook in dat verband niet kan worden gesproken over de uitbreiding van een industrieterrein ex D-11.3. De motivering van de Afdeling bestaat eruit dat voor het bestratingsmaterialenbedrijf een ander planologisch regime geldt dan voor het bedrijventerrein Zwartewaterland. Ik kan de Afdeling hierin volgen als de gedachte is dat het planologisch regime voor het bestratingsmaterialenbedrijf sec genomen niet kan worden aangemerkt als te voorzien in een industrieterrein. Dan kan dat regime ook niet leiden tot de uitbreiding van een naastgelegen industrieterrein als bedoeld in D-11.3.