Annotatie ABRvS 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2165, M en R 2022/82
Essentie
Toepassing samenhang- en voorzienbaarheidscriterium; als op zich te onderscheiden soortgelijke ontwikkelingen in verschillende bestemmingsplannen zijn vervat en daarin bovendien afwijkend zijn bestemd, is dat een indicatie dat van één activiteit in de zin van de mer-regelgeving geen sprake is, maar dat is niet allesbepalend.
Samenvatting
Met het bestemmingsplan "Buitengebied - Streeckerij De Betuwe" wordt de realisatie van een (dag-) recreatieve voorziening rond het thema streekproducten van de Betuwe mogelijk gemaakt. Met het voorziene themapark wordt de drempelwaarde van 250.000 bezoekers in categorie D-10, onder e, van het Besluit mer niet overschreden. Niet kan worden geconcludeerd dat een zodanige samenhang bestaat tussen het in het plan voorziene themapark en de naastgelegen kersenstal, dat voor de toepassing van de mer-regelgeving sprake is van één activiteit. Daarbij is van belang dat de kersenstal niet is opgenomen in het bestemmingsplan, dat het tijdelijk verkopen van kersen tijdens de oogstperiode van ongeveer acht weken in de kersenstal een reeds lang bestaande activiteit betreft op een van de in het bestemmingsplan voorziene (dag-) recreatieve voorziening te onderscheiden eigen perceel met een andere, te weten agrarische bestemming en dat sprake is van aparte parkeerplaatsen voor de (dag-) recreatieve voorziening en de kersenstal. Bij het bepalen van de mer-beoordelingsplicht is derhalve het bezoekersaantal van de bestaande kersenstal terecht buiten beschouwing gelaten.
Uitspraak
ABRvS 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2165, bestemmingsplan "Buitengebied - Streeckerij De Betuwe", gemeente Tiel
Annotatie T. Rötscheid
1. In de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit mer zijn in kolom 1 de activiteiten aangewezen waarvoor in de gevallen als opgenomen in kolom 2 een mer-plicht of mer-beoordelingsplicht geldt. Die mer-(beoordelings)plicht geldt voor de besluiten of plannen als genoemd in kolom 4 respectievelijk kolom 3 van de bijlage bij het Besluit mer. Het bestemmingsplan waar het in deze zaak om gaat voorziet in de realisatie van een park gericht op de fruitteelt en andere streekproducten van de Betuwe. Deze ontwikkeling kan worden geschaard onder de omschrijving van kolom 1 van categorie D-10, onder e, van de bijlage bij het Besluit mer. Daarin wordt de aanleg, wijziging of uitbreiding van een themapark als mer-(beoordelings)plichtige activiteit aangewezen. Omdat de drempelwaarde van kolom 2 voor wat betreft het bezoekersaantal van 250.000 per jaar evenwel niet worden overschreden, is door initiatiefnemer volstaan met een vormvrije mer-beoordeling (artikel 2 lid 5 Besluit mer).
2. Een van de appellanten voert aan dat bij het bepalen van de project-mer-(beoordelings)plicht ten onrechte geen rekening is gehouden met de bezoekers van de bestaande kersenstal op het naast het voorziene themapark gelegen perceel. Zou dat wel zijn gedaan, dan zou drempelwaarde van 250.000 bezoekers per jaar ruimschoots zijn overschreden.
3. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat van één activiteit in de zin van de mer-regelgeving geen sprake is en dat bij het bepalen van de project-mer-(beoordelings)plicht derhalve het bezoekersaantal van de kersenstal terecht buiten beschouwing is gelaten. Daaraan legt zij ten grondslag dat de bestaande kersenstal geen deel uitmaakt van het ter beoordeling voorliggende bestemmingsplan, de kersenstal een van het themapark afwijkende bestemming heeft, de verkoop van kersen een reeds lang bestaande activiteit is en de kersenstal over een eigen parkeerplaats beschikt.
4. De voorliggende uitspraak sluit aan bij eerdere jurisprudentie over de vraag wanneer ontwikkelingen al dan niet gezamenlijk als één activiteit in de zin van het Besluit mer hebben te gelden. Het gaat daarbij om de toepassing van het samenhang- en voorzienbaarheidscriterium. Eén van de relevante criteria voor het antwoord op vorenbedoelde vraag is of er sprake is van planologische samenhang. Als op zich te onderscheiden soortgelijke ontwikkelingen in één bestemmingsplan zijn begrepen, is dat een indicatie dat van één activiteit in de zin van de mer-regelgeving sprake is. Zie o.a. ABRvS 24 september 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG8267, JM 2009/15, r.o. 2.7.3. De voorliggende uitspraak maakt duidelijk dat ook het omgekeerde geldt; zijn soortgelijke ontwikkelingen in afzonderlijke bestemmingsplannen bestemd, dan vormt dat een aanwijzing dat van één activiteit in de zin van de mer-regelgeving geen sprake is. Zie eerder ABRvS 2 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2087 (r.o. 21.3) en ABRvS 11 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:741, M en R 2020/38 (r.o. 8.4).
5. Het feit dat beide ontwikkelingen eigen voorzieningen, zoals eigen parkeergelegenheid, hebben is eveneens een indicatie dat van één activiteit in de zin van de mer-regelgeving geen sprake is. Zie in dit verband ook ABRvS 9 juni 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AP1081, JM 2004/110, Gst. 2004/214 r.o. 2.3.2; Vz. ABRvS 17 november 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK4288, r.o. 2.7; ABRvS 20 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR2262, r.o. 2.3.3 en ABRvS 24 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1055, r.o. 6.12. Verder kent de Afdeling bestuursrechtspraak bij de vraag of sprake is van één activiteit betekenis toe aan het feit dat de kersenstal een reeds lang bestaande activiteit betreft. De Afdeling bestuursrechtspraak had het zich er gelet op die omstandigheid makkelijker vanaf kunnen maken door in reactie op de betreffende beroepsgrond te wijzen op haar jurisprudentie waarin zij onder verwijzing naar de Nota van Toelichting bij het Besluit mer heeft geoordeeld dat bij het bepalen van de (project)-mer-(beoordelings)plicht bestaande (reeds legaal gerealiseerde) activiteiten buiten beschouwing mogen worden gelaten. Zie in dit verband bijvoorbeeld ABRvS 14 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM1065, r.o. 2.16.1 en ABRvS 15 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO7341, JM 2011/22. Het had dan niet uitgemaakt of de kersenstal en het voorziene themapark al dan niet als één activiteit in de zin van het Besluit mer hebben te gelden.
6. Dat er argumenten zijn die pleiten vóór het aannemen van samenhang, zoals in dit geval de geografische nabijheid van beide activiteiten die ook nog eens door dezelfde partij worden geëxploiteerd, impliceert niet dat die voorrang moeten hebben op de argumenten die daartegen pleiten. Als door het bevoegd gezag het standpunt wordt ingenomen dat van één activiteit in de zin van de mer-regelgeving geen sprake is, zullen appellanten die samenhang moeten bewijzen. Zelfs als het bevoegd gezag haar stelling dat er geen sprake is van één activiteit in de zin van de mer-regelgeving niet of slechts zeer summier heeft onderbouwd, zoals in de voorliggende uitspraak. Zie echter voor een voorbeeld waarin de Afdeling niet mee ging met het oordeel van het bevoegd gezag vanwege inconsistentie in het bestuurlijk handelen de uitspraak inzake het bestemmingsplan Schieoevers Noord in Delft (ABRvS 24 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:639, i.h.b. r.o. 4.6, JM 2021/63).
7. Overigens merk ik nog op dat het betoog van één van de appellanten dat het bezoekersaantal van de bestaande kersenstal meegenomen had moeten worden bij het bepalen van de project-mer-beoordelingsplicht, zonder dat inhoudelijke kritiek op de uitgevoerde mer-beoordeling is geopperd, feitelijke relevantie mist. Immers, als van de juistheid van die stelling zou moeten worden uitgegaan dan geldt er vanwege het overschrijden van de drempelwaarden geen informele mer-beoordelingsplicht, maar een formele mer-beoordelingsplicht. Materieel is er evenwel geen verschil tussen beide procedures. Een geslaagd betoog zou enkel met zich kunnen brengen dat er aan het plan een motiverings- en/of zorgvuldigheidsgebrek kleeft. Dat gebrek is gelet op ABRvS 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2535, M en R 2016/149, AB 2016/438, JM 2016/147 en 149, evenwel niet fataal op het moment dat er een correcte informele mer-beoordeling is verricht. Het gebrek kan in die situaties eenvoudig worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht. Het onderscheid tussen de informele- en formele mer-beoordelingsprocedure komt onder de Omgevingswet te vervallen.
Voor een printversie van deze annotatie, klik hier.