Annotatie ABRvS 18 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3745, M en R 2024/117

Essentie

Omgevingsvergunningen voor het windpark zijn niet in strijd met de smb- of mer-richtlijn. Desondanks kan niet worden gezegd dat de omgevingsvergunningen verenigbaar zijn met het Unierecht. Het Nevele-arrest en het Derrybrien-arrest nopen niet tot het heroverwegen van onherroepelijke omgevingsvergunningen. Heroverweging kan toch aan de orde zijn als wordt voldaan aan de voorwaarden uit het Kühne & Heitz-arrest, of als het legaliteitsvereiste zwaarder dient te wegen dan het rechtszekerheidsvereiste. Daarvan is hier geen sprake. De rechtbankuitspraak wordt in stand gelaten met verbeterde motivering.

Samenvatting

In concluderende zin overweegt de Afdeling dat de omgevingsvergunningen niet in strijd zijn met de SMB-richtlijn, omdat zij geen kaderstellende plannen of programma’s zijn waarvoor een milieubeoordeling moet worden gemaakt. Ook zijn ze niet in strijd met de mer-richtlijn, als aan de voor het windturbinepark verplichte milieueffectrapportage of mer-beoordeling uitvoering is gegeven. Dat is hier het geval. Vanwege in het bijzonder punt 95 van het Nevele-arrest ziet de Afdeling geen ruimte voor het oordeel dat de omgevingsvergunningen verenigbaar zijn met het Unierecht. Maar dat betekent niet dat er zonder meer een Unierechtelijke verplichting is tot heroverweging en/of intrekking van de onherroepelijke omgevingsvergunningen. Het Nevele-arrest en het Derrybrien-arrest geven geen aanknopingspunten dat de onherroepelijke omgevingsvergunningen moeten worden heroverwogen of ingetrokken. Vanwege het Unierechtelijk rechtszekerheidsbeginsel hoeft een bestuursorgaan in beginsel ook niet terug te komen van een besluit dat definitief is geworden na het verstrijken van redelijke beroepstermijnen of na uitputting van alle rechtsmiddelen. Maar daarop bestaan uitzonderingen. Als aan de vier cumulatieve voorwaarden uit het Kühne & Heitz-arrest is voldaan, dan is een bestuursorgaan wel gehouden om een definitief besluit opnieuw te onderzoeken om rekening te houden met uitlegging die het Hof inmiddels aan relevante bepalingen van het Unierecht heeft gegeven. Ook in andere, bijzondere omstandigheden kan een bestuursorgaan daartoe gehouden zijn, als het legaliteitsvereiste zwaarder weegt dan het rechtszekerheidsvereiste. Uit de arresten van het Hof blijkt dat dit het geval is, als het gaat om ernstige schendingen van fundamentele rechten of vrijheden die de betrokkene aan het Unierecht kan ontlenen en het definitieve besluit langdurig rechtsgevolgen zal sorteren.

Uitspraak

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 18 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3745, verzoek intrekken omgevingsvergunningen windpark De Rietvelden, gemeente 's-Hertogenbosch

Annotatie M.A.A. Soppe en T. Rötscheid

Dit is een korte annotatie, aangezien de strekking van de uitspraak gelijk is aan die van de eveneens in deze aflevering opgenomen uitspraak over het windpark Windplan Blauw (ABRvS 18 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3744, M en R 2024/116). Wij verwijzen dan ook naar onze bij die uitspraak opgenomen noot. Wel merken wij nog op dat in de in hoger beroep bestreden uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant werd geoordeeld dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met het Unierecht (Rb. Oost-Brabant 11 juli 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:2833, M en R 2023/46 (r.o. 8.2); zie ook r.o. 14.1 en 14.2 van de onderhavige uitspraak). Dat was afwijkend van het standpunt van de Rechtbank Midden-Nederland in de zaak over Windplan Blauw (Rb. Midden-Nederland 17 februari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:627). Uit de uitspraak blijkt dat de Afdeling niet meegaat met de Rechtbank Oost-Brabant, maar in lijn met de Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat er aan de onherroepelijke omgevingsvergunning een Unierechtelijk gebrek kleeft.