Eenheid Sm3 of Nm3 bij C-17.2 Besluit mer (winning aardolie en aardgas)

Annotatie Vz. ABRvS 2 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:561, M en R 2017/83

Essentie

In onderdeel C-17.2 Besluit mer (winning aardolie en aardgas) wordt de volume-eenheid m3 gehanteerd en ontbreekt een nadere aanduiding. Dat betekent dat het gebruik van de volume-eenheid Nm3 volgens de voorzieningenrechter niet wordt uitgesloten waardoor niet zeker is dat een MER had moeten worden opgesteld

Samenvatting

De voorzieningenrechter overweegt dat in onderdeel C17.2 van de bijlage bij het Besluit de volume-eenheid m3 wordt gehanteerd en dat een nadere aanduiding ontbreekt, hetgeen het gebruik van de volume-eenheid Nm3 volgens de voorzieningenrechter niet uitsluit. De volume-eenheid Nm3 is blijkens de stukken en de door de minister en Vermilion ter zitting gegeven toelichting net als de volume-eenheid Sm3 een nationaal en internationaal gangbare volume-eenheid. De keuze van de minister en Vermilion om van de volume-eenheid Nm3 uit te gaan sluit verder aan bij andere Nederlandse regelgeving met betrekking tot de winning van aardgas, in het bijzonder de mijnbouwregelgeving. De voorzieningenrechter ziet verder geen aanleiding om ervan uit te gaan dat de richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten aan een gebruik van de volume-eenheid Nm3 in de weg staat. Het bovenstaande brengt met zich dat de voorzieningenrechter er nog niet van overtuigd is dat de drempelwaarde in onderdeel C17.2 van de bijlage bij het Besluit wordt overschreden en dat om die reden een m.e.r. opgesteld had moeten worden.

Uitspraak 

Vz. ABRvS 2 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:561, omgevingsvergunning ten behoeve van de winning van aardgas, ministerie EZ

Annotatie M.A.A. Soppe

De voorlopige voorzieningenuitspraak gaat over de uitleg van categorie C-17.2 van de bijlage bij het Besluit mer. Daarin is onder meer aangegeven dat er een MER moet worden opgesteld indien er sprake is van een winningsactiviteit waarbij minimaal 500.000 m3 aardgas per dag wordt gewonnen. In de toelichting bij het Besluit mer volgt niet welke volume-eenheid m3 moet worden gehanteerd: Sm3 of Nm3. Beide volume-eenheden worden in de praktijk gebruikt. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat bij de uitleg van C-17.2 moet worden uitgegaan van de volume-eenheid Sm3 (Rb. Noord-Nederland 16 januari 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:136). Dat betekent concreet dat er voor de aan de orde zijnde omgevingsvergunning een MER had moeten worden gemaakt, hetgeen niet het geval is indien wordt uitgegaan van de volume-eenheid Nm3. De Voorzieningenrechter van de Afdeling is er niet van overtuigd dat de Afdeling in het kader van het ingestelde beroep tegen rechtbankuitspraak ook zal oordelen dat uitgegaan moet worden van de volume-eenheid Sm3. De daarvoor gegeven argumentatie in r.o. 4 is goed navolgbaar, maar roept wel de vraag op of op een juiste wijze met de m.e.r.-richtlijn wordt omgegaan. C-17.2 vormt de implementatie van onderdeel 14 van bijlage I bij de m.e.r.-richtlijn. In dat onderdeel wordt enkel wordt gesproken over 500.000 m3 aardgas, zonder nadere aanduiding van de volume-eenheid. Als evenwel uit de totstandkomingsgeschiedenis van onderdeel 14 van bijlage I niet nadrukkelijk blijkt dat de Europese wetgever het oog heeft gehad op de volume-eenheid Nm3 (die minder snel tot een m.e.r.-plicht leidt), ligt het meer voor de hand om uit te gaan van de volume-eenheid Sm3 (aangezien die eenheid eerder tot een m.e.r.-plicht leidt). Wanneer er over de interpretatie van een tot de m.e.r.-richtlijn te herleiden begrip enige discussie mogelijk is, dient volgens het Hof van Justitie in beginsel immers te worden gekozen voor een ruime uitleg van dat begrip. Dit vanwege het brede doel en de zeer ruime werkingssfeer van de m.e.r.-richtlijn (zie onder andere HvJ EG 25 juli 2008, C-142/07). Wellicht dat de Afdeling hier in de bodemzaak acht op slaat. Zeker is dat bepaald niet. In meer recente jurisprudentie kiest de Afdeling veelal voor een stringente interpretatie van tot de m.e.r.-richtlijn herleidbare begrippen. Zie hierover - onder verwijzing naar relevante jurisprudentie - mijn annotatie bij de uitspraak ABRS 23 december 2015, M en R 2016/52.


Voor een printversie van deze annotatie, klik hier.