Goed verdedigbaar. Vernieuwing van bestuursrecht en omgevingsrecht.
Opstellen aangeboden aan prof. mr. P.J.J. van Buuren ter gelegenheid van diens afscheid als hoogleraar bestuursrecht in het bijzonder ruimtelijk bestuursrecht aan de Universiteit Utrecht.
Tonny Nijmeijer en Marcel Soppe
Inleiding
Het moet eenvoudig beter in het omgevingsrecht. Dat is de boodschap die de minister van infrastructuur en Milieu begin 2011 heeft uitgedragen.[1] Er moet – onder meer- een einde worden gemaakt aan de “optelsom van de regels met elk hun eigen kaders, uitgangspunten en vereisten” en de “hoge onderzoekslasten”. De reductie van onderzoeksverplichtingen en de integratie van toetsingskaders worden daarom door de minister als mijlpalen van de vernieuwing van het omgevingsrecht gezien. [2] Die vernieuwing moet via een Raamwet Omgevingsrecht uiteindelijk resulteren in één Omgevingswet.
De tendens om bestaande wet- en regelgeving te integreren om zo tot een vereenvoudiging van het wettelijke stelsel te komen, is binnen het omgevingsrecht al veer langer gaande. Denk aan de totstandkoming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarmee de omgevingsvergunning werd geïntroduceerd.[3] Toegespitst op het ‘waterspoor’ geldt met ingang van 22 december 2009 de Waterwet. Net als de Wabo een wet die integratie van bestaande wet- en regelgeving ten doel heeft, zij het dat de tegenhanger van de omgevingsvergunning in de waterwet ‘watervergunning’ is gedoopt.[4] Ten tijde van het schrijven van deze bijdrage zijn bovendien door het kabinet de eerste stappen gezet om ook in het ;natuurspoor’ tot een vereenvoudiging van het wettelijke stelsel te komen. [5] Dat gebeurt in de vorm van een Natuurwet waarin de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet worden geïntegreerd. tegen de achtergrond van deze wetgevingstrajecten, met als gemene deler het streven naar vereenvoudiging door integratie, verbaast de aankondiging van de Omgevingswet allerminst.
In de jaarrede die Peter van Buuren in het najaar van 2003 als voorzitter van de Vereniging voor Bouwrecht uitsprak, liet hij zijn licht schijnen over de toen nog prille kabinetsplannen voor een zogenoemde ‘brede VROM-vergunning’.[6] In relatie tot het vereenvoudigen van regelgeving en het ontwerpen van een integraal toetsingskader ten behoeve van die VROM-vergunning, gebruikte Peter veelzeggende kwalificaties als ‘Haagse bluf’ en ‘fata morgana’. In de onderhavige bijdrage wijden wij enkele beschouwingen aan de vraag in hoeverre de recent aangekondigde doelen van de Omgevingswet, in het bijzonder de integratie van toetsingskaders en de vermindering van onderzoekslasten, reeel zijn. Paragraaf 2 is gewijd aan de materiële integratie van normen. In paragraaf 3 staat de vermindering van onderzoekslasten centraal, mede tegen de achtergrond van onze bevindingen in paragraaf 2. Wij sluiten af met een conclusie (par. 4).
Voor de verdere tekst van deze bijdrage, klik hier.
Voetnoten
[1] Brief van 23 maart 2011, kenmerk 2011041481 en brief van 28 juni 2011, kenmerk 2011047517
[2] Zie de in voetnoot 2 genoemde brief van 23 maart 2011, p. 3
[3] Geldend met ingang van 1 oktober 2010
[4] Juridisch gezien kunnen Wabo en Waterwet evengoed één wet vormen. Dat destijds toch is gekozen voor twee naast elkaar bestaande wetten is naar onze overtuiging vooral te wijten aan het bestaan van verschillende verantwoordelijke ministeries (VROM en V en W). Dat politiek-bestuurlijke aspect is met de recente samenvoeging van ministeries vervaagd.
[5] De tekst van deze bijdrage is op 1 augustus 2011 afgesloten.
[6] P.J.J. van Buuren. ‘De brede VROM-vergunning: een onbereikbaar ideaal’, BR 2004, p. 99 e.v. De VROM-vergunning werd aangekondigd in het kader van de ‘Herijkingsoperatie’, zie Kamerstukken II 2002/03, 29 200 XI, nr. 7, p. 1-70.